Nu hij veel in het licht kwam, had hij moeite met zien. Een beetje knijperig kijken was voorlopig alles wat hem lukte. Hij struikelde her en der binnen en zat al aardig onder de blauwe plekken, voordat hij een beetje begon te wennen aan het daglicht.
Het liefst leefde hij 's nachts, maar hij had met zichzelf afgesproken dat dit zoveel mogelijk voorkomen dan wel vermeden moest worden, anders kon hij beter terug naar zijn holletje gaan.
Onverhoopt moest hij zich ook nog gaan gedragen, dat leverde hem naast voortdurende mijmeringen en bekommernissen, een voortdurende drang tot murmelen op. Hij was bijna niet te verstaan, totdat hij eindelijk iemand ontmoette waarbij of door wie de woorden hem uit de mond stroomden. Misschien was dit zijn eerste liefde en mogelijk tevens zijn laatste.