Hij, de frater, verbleef op een behandelvervolgafdeling. Dat was niet de bedoeling, maar sommige cliënten ontkwamen op miraculeuze wijze aan overplaatsing naar een verblijfsafdeling, waar ze inmiddels administratief al lang thuis hoorden.
De frater at enkel opgewarmde babyvoeding, driemaal per dag, uit een potje. Als hij zijn zin niet kreeg slikte hij een naald in. Om de paar jaar werd hij persoonlijk begeleid op een soort bedevaart naar een van de heilige christelijke bedevaartsplaatsen.
Altijd verzocht de frater de scribent hem te begeleiden bij het baden. Hij had voldoende kracht en de juiste takt en voldoende inlevingsvermogen om deze delicate aangelegenheid tot een goed einde te brengen.
Voor, in het zogenaamde aquarium, open ruimte met stoelen, voorzien van veel glas, bij het koffie drinken was het altijd een drukte van belang. De cliënten en verpleging discussieerden er op los. Heftig en gepassioneerd.
Tot het opvallende tikken van de stok en de voetstappen van de frater hoorbaar werden. Dan viel er een onverklaarbare eerbiedwaardige stilte over het aquarium en woog ieder zijn woorden op een hoorbaar schaaltje.