vrijdag 22 februari 2013

Uit het digitale archief

25-08-2000*

Voorstelling

Het volk aanbad het geld, nee het geloofde dat het werkelijk bestond, het was een natuurverschijnsel geworden. Het heilige boek heette ‘De Index’ en het was een bestseller. Aan de woorden in dit boek kon niet getwijfeld worden, ze kwamen rechtstreeks van de grote Indexer. Het was een bloedig boek, maar ook vol liefde, schoonheid en betrekkelijkheid.

De geboden waren:
1. Twijfel niet aan De Index
2. Er is maar één Index, alle andere zijn vals
3. Aanbid enkel het geld
4. Vermeerder het geld, zonder aanzien des persoons
5. Besteel uw naaste liever vandaag dan morgen
6. Niets zult u laten om het geld te vermeerderen
7. Ontzie niemand, ook uzelf niet
8. Geef alleen, wanneer het u voordeel oplevert
9. Begeer alles wat zich aan u voordoet
10. Lieg en bedrieg als het u voordeel oplevert

Het viel niet mee om alle geboden na te komen, maar op in gebreke blijven stond een grote straf. Van maatschappelijke uitsluiting tot het krijgen van de minst begeerde prijs: dief van je eigen portemonnee zijn.

Iedereen was op zoek naar het beloofde land, het land van onbeperkte lust en van onbeperkt vermogen. Of het werkelijk bestond was onduidelijk. Het land was wellicht een mythe, maar dan een met een onvoorstelbare aantrekkingskracht. Hier verloor De Index het van De Waan en werden verboden veelvuldig geschonden, bergen geld gingen verloren bij het zoeken naar het verloren gewaande land.

*Alleen de systeembank ontbreekt. Het westerse goksyndicaat dat zich in de loop van de tijd onmisbaar gemaakt heeft, volgens zichzelf en de volgelingen bij de overheid.

maandag 18 februari 2013

Ten behoeve van de conditie

Stoklopen, vooruit, achteruit, het is om het even. Waar vroeger alleen de oudere medemens een stok van node had, blijkt het gereedschap nu ongekend populair geworden bij andere doelgroepen. De wereld is zo onduidelijk en onvoorspelbaar geworden dat men, als men zich voortbeweegt,  niet twee maar vier contactmomenten met de bodem nodig denkt te hebben. Men prikt in de straat op dusdanige wijze dat er hopelijk meerdere spiergroepen efficiënt worden aangesproken, maar wellicht is er ook een spirituele behoefte om de aarde meer ter beroeren tijdens het transport zodat men zich dieper organisch verbonden voelt met de grond als oermoeder. De stok kleedt ook goed af en geeft de bezitter een zekere status. Ongeveer zoals het degen bij de Middeleeuwer.

zaterdag 16 februari 2013

Ontmoetingen

Sporadisch zag hij een jongeman die met stokken (poles) achteruitliep. Een merkwaardig gezicht. Hij deed dit, omdat hij er niet tegen kon dat de omgeving uit zijn ooghoeken verdween. Achteruitlopend verdween alles in de verte en dat vond hij aangenaam. Hij was een geoefend achteruitloper, maar het bleef een moeizame bezigheid als je er als buitenstaander naar keek. Daarbij praatte hij in hoofdletters en punten, waarbij de rest van de zin door de toehoorder geformuleerd diende te worden om er iets begrijpelijks van te maken.

Regelmatig werd hij gepasseerd door twee dames die met hoge stoksnelheid voorbij denderden. Ze rustten wel af en toe om een gesprek te kunnen voeren. Die gesprekken gingen over filosofisch-levensbeschouwelijke zaken, ze bezochten een dergelijke leesclub, waarbij ze momenteel verdiept waren in de gestuurde wil en de gemankeerde voorstelling, aan de hand van 'Die Welt als Wille und Vorstellung' van Arthur Schopenhauer.

Soms zag hij ook een heer op leeftijd, wiens man enige maanden geleden overleden was. Samen pleegden ze regelmatig te wandelen, maar nu, alleen, had hij zich lange tijd naakt gevoeld als hij aan de wandel ging. Een hond vond hij niets, dus had hij een stel stokken aangeschaft en wandelde dat het een lieve lust was. Hij ervaarde de stokken als een alibi om te kunnen wandelen, voelde zich gekleed en dacht er verder niet meer over na. In werkelijkheid was hij een opvallende verschijning waar je als waarnemer niet omheen kon.

maandag 11 februari 2013

Waarschuwing

Doe wat u wilt, als u maar niet met van die Nordic-walkingstokken gaat lopen.

Gereguleerde schoen-entropie

Hij droeg altijd Italiaanse schoenen van het merk B. Veelkleurig en veelvormig met een voorliefde voor zwart, half hoog, met rits en een Middeleeuwse snit. Schoenen voor de auto, eventueel voor de scooter, mogelijk geschikt voor de fiets en een stukje lopen. Nu heeft hij een obsessie ontwikkeld voor wandelen en schieten deze schoeisels tekort. Zijn voeten zijn inmiddels danig beschadigd en dreigen een chronisch probleem te worden.
Nu is hij overgestapt op het Engelse merk C. Wel een beetje saai en vormeloos, maar efficiënt en de voeten komen weer tot rust. Als tussenoplossing heeft hij twee identieke paren gekocht, zwart en bruin. De veters verwisseld, bruin in zwart en zwart in bruin. Nu wandelt hij met een bruine schoen met zwarte veter en een zwarte schoen met bruine veter erin.
Meewarig kijkt men hem na, een man op leeftijd die de juiste schoenen niet meer kan vinden.

zondag 10 februari 2013

Jaarlijkse ongesteldheid

Impassioneel, expassioneel, niet-bestaande woorden krijgen realiteitswaarde als je maar lang genoeg volhoudt. Een man ziet, leeft, bedenkt, slaapt, komt om in zichzelf en blijft neurotisch spijkers op laag water zoeken. Wie vraagt wordt overgeslagen, of bereikt, maar ook dan is het niet meer dan een half pak melk.

Uitgedroogd, kaal, door de schrale wind verkleumd en voorzien van aanhoudend zeurende buikpijn: het is weer februari.

maandag 4 februari 2013

Een bekend sprookje

De eenhoorn galoppeerde naar een vervallen woning aan de voet van een berg die tot aan de hemel reikte. Het schemerde en zij wist daardoor dat ze ruim op tijd was voor het begin van het laatste spel. Ze wentelde zich in het geblakerde gras en zocht kort verkoeling in een klaterend beekje. Zelfverzekerd, maar toch niet geheel zeker van haar zaak wachtend op dat wat komen zou. De donkerte nam toe, de zon verdween. De deur kraakte en de vampier kwam met zijn kist naar buiten en groette de eenhoorn. Samen zochten ze een plaats bij een zwevende bol waarop ze voor de laatste keer het dodelijke spel zouden spelen.
Schaken voor drie individuen, een bijzondere variant van het menselijke schaakspel, waarbij het belangrijk was zoveel mogelijk energie te leveren om de afstanden zo klein mogelijk te maken, de tijd zo snel mogelijk te laten verlopen en de ruimte geheel te krommen, zodat deze werkelijk gevuld was en niet grotendeels leeg bleef, waardoor het spel buiten bereik zou blijven en dus onspeelbaar zou zijn. Samen deden ze al hun best, de eenhoorn en de vampier, maar zonder de weerwolf zou het toch niet lukken. Zoals altijd verscheen die pas om vierentwintig uur bij volle maan, zonder ook maar wat te melden.
De drie-enige energie straalde van het trio af en het spel kon beginnen, de eenhoorn met wit, de vampier met rood en de weerwolf met zwart. Zoals te doen gebruikelijk won de hinnikende eenhoorn met gemak, ze was geprogrammeerd om te winnen. De weerwolf huilde doordringend en de vampier jammerde hemeltergend. De kist verkruimelde tot zaagsel, evenals de woning. De schaakbol gloeide onheilspellend en spatte uiteen.

De overtollige energie verpletterde de hoorn, ontvelde de vampier en brandde de weerwolf. Restte uiteindelijk nog een merrie, een skelet en een wolf, een opvallende combinatie zo in het volle maanlicht. Het paard galoppeerde hinnikend weg, de wolf snelde huilend weg en het skelet kromp ineen onder de dichtheid van de opgewekte energie tot uiteindelijk een stuitend balletje, rood, wit en zwart geblokt. De berg zakte ineen en het water verdampte. Het silhouet van het stuitende balletje in het maanlicht was het enige dat nog herinnerde aan dit wonderlijke schouwspel.

De profeet in de woestijn

In die dagen dwaalde de meester met zijn discipelen wekenlang door de woestijn. Er was niets dan zand en leegte. De vermoeidheid sloeg toe bij de discipelen, voor wie de tocht met de dag doellozer leek te worden. Aanvankelijk was er nog hoop, verwachting, een min of meer vastomlijnd idee over een route, een zekere bestemming, maar allengs maakten deze gedachten plaats voor gelatenheid en herhaling. Als iets wat leek, een belofte, de aanstaande vorming van een gedachte, het dwingende licht van een nieuw idee, steeds nam het snel een oneigenlijke vorm aan, verhardde en vervormde in de brandende zon, alles verbleekte op dezelfde manier en de dingen gingen steeds meer op elkaar lijken, echter wel zonder dat ze enige overeenkomst met wat dan ook vertoonden. Ook de moed om de meester aan te spreken, om uitleg te vragen, verantwoording, werd een opgave die zich niet verder ontwikkelde en een beweging bleef in de geest om daarna een te worden met het wezenloze schurende geschuifel door het hete zand van de eindeloze vlakte. Plots hield de meester halt, draaide zich om en keek de discipelen aan, voor het eerst, zo zij zich konden herinneren. Hij glimlachte schalks. "Als de droom en het leven onscheidbaar worden", zei hij zacht, "dan heb je pas een probleem". Op dat moment werd hij gepasseerd door een hagedis, die zich met grote snelheid door het zand bewoog, maar de meester wist hem met één beweging beet te pakken. Hij stak het dier in zijn mond, de gerimpelde bruine kop eerst en kauwde erop met een vreemde, gelukzalige blik in zijn ogen. Een zucht ging door de groep discipelen heen en het was alsof zij bevangen werden door liefde.