Daar waar niets te halen viel, was hij altijd op tijd. Daar waar alles te krijgen was, kwam hij nooit opdagen. Toeval of noodlot, hij wist het niet. Hoe hij ook zijn best deed om dit te veranderen, het lukte maar niet. Hij leek wel gemetseld te zijn in voorgekookt gedrag of was het voorspelbare gemakzucht.
Verandering leek niet aan hem besteed. Vastgeroest in uitgemergeld sentiment en afwijzende overwegingen zakte hij steeds verder weg in vergetelheid. Hij werd onbeduidend klein en minimaliseerde tot een punt-komma, enkel nog bedoeld om terzijde opgemerkt te worden, zonder enige aanvullende betekenis.
Soms stak hij zijn vinger nog wel eens op, iets wat hij voorheen altijd weigerde, maar nu was het te laat, niemand merkte hem nog op.