woensdag 20 maart 2013

Een deerniswekkend voorval

Een vader, in zijn vijftiger jaren en zijn zoon, in zijn twintiger jaren, met afwijkende hersenen dan wel verstoorde hersenwerking, lopen altijd hand in hand door de provinciestad Z. Deze stad ondergaat een kleine metamorfose in het centrum in de hoop eindelijk eens op de kaart van Laagland te komen. Voorlopig met succes, alhoewel de vraag blijft hoe lang dit effect aanhoudt. Omdat er veel bouwactiviteiten zijn is er veel te zien in genoemde stad. Vandaar dat vader en zoon een vertrouwd beeld geworden zijn, ze lopen heel vaak samen, hand in hand, om al de bezigheden te aanschouwen.

Op een doorsnee dag voor de beschouwer loopt de vader rechtsaf en wil de zoon rechtdoor. Ze laten elkaar los en de vader loopt ongeveer twintig meter rechtsaf. De zoon twijfelt. Hun blikken verraden een diepe liefde, een opgeroepen wanhoop en een moedeloze besluiteloosheid. Dit duurt enkele ogenblikken. De zoon rent, op zijn afwijkende wijze, op de vader af en onder ijzingwekkende kreten en luid onverstaanbaar geroep gaat hij zijn vader te lijf. Hij slaat er, ook weer op de hem specifiek toebedachte manier, op los. De vader weert enkel af. De bouwvakkers stoppen hun werk, zijn doodstil en bekijken het tafereel. Omstanders lopen snel door of juist langzaam wachtend op wat komen gaat.

De zoon loopt terug naar de kruising en wil rechtdoor, de vader blijft staan waar hij staat. Wederom herhaalt zich bovenstaand tafereel, alleen zijn de kreten en de slagen nog harder. De vader weert enkel af. De zoon valt stil. De vader pakt zijn hand en samen lopen ze rechtsaf verder, alsof er niets gebeurd is.

De voorbijgangers lopen verontrust of juist gerustgesteld verder. De bouwvakkers gaan weer aan het werk, stiller en intenser dan voorheen. Zelfs de luidruchtigste onder hen laten niets, maar dan ook niets, van zich horen. Ze zwijgen.

vrijdag 15 maart 2013

De merkwaardige mier

Het mannetje wachtte op dat wat komen zou, de enige taak in zijn korte leven, het bevruchten van de koningin. Doordat hij al wist dat dit niet zou lukken, zwaar beschadigd, gingen zijn gedachten uit naar de kolonie. Een individu van de kolonie aanspreken was zinloos, maar met het geheel was dat anders. Hij deed verwoede pogingen door te dringen in het wezen van de geordende krioelende meute. Zoals te verwachten zonder succes. Reflecteren was zinloos, meedoen was de boodschap. Omdat hij geen deel uitmaakte van het geheel, werd hij volkomen genegeerd. Hij werd de eerste schrijvende mier, die met een kriebelschrift in een onbekende, zwierige taal enige mierenslogans in het zand krabbelde voordat hij roemloos ten onder ging.

maandag 11 maart 2013

De haas en de schildpad

De haas en de schildpad lieten zich het bier goed smaken. Hun conversatie ontwikkelde zich daarbij tamelijk voorspoedig, hoewel zij af en toe flink afgeleid werden door de kwaliteit van de eikeltjes, die duidelijk te wensen overliet en de daarbij voortdurende aanwezigheid van allerlei oude en jonge dieren, die een bewust en onbewust appèl op hun gemoed deden, het leven in hun geest leek aan te lichten, maar tegelijk ook voor enige onrust zorgden, daar de ongewisse verstrooiing zich soms wat ongelijkmatig vermengde met de door hun levensloop gekleurde geestesgesteldheid. Een kwestie van accommoderen.

De haas poneerde weer eens wat, zoals hij gewoon was en de schildpad hoorde het aan. Zoals hij gewoon was. “Jij bent me er een,” zei de haas met zijn kenmerkende tegenwoordigheid van geest, maar de schildpad bleek nog in gedachten verzonken. In een poging een breder kader te schetsen probeerde hij het landschap te karakteriseren waar de haas al zijn snelheidsrecords gebroken had. De haas leek te luisteren, al wist je nooit welke haren er zouden vibreren in zijn enorme oren. Zo verliep de avond. De gesprekken ontwikkelden zich daarbij met een fragmentarische diepgang.

 “Ik had nog zo veel willen zeggen,” dacht de schildpad later, toen hij de ontmoeting thuis nog eens rustig overdacht. Maar goed, de zinnen waren verzet. En die haas kreeg toch geen kleine oren, wat hij ook deed. Hij krabde eens op zijn voorhoofd, trok zich terug onder zijn schild en viel weldra in slaap.

donderdag 7 maart 2013

Leegte

Hij zat vol met jaloezie, jaloers op alles en iedereen, behalve op zichzelf. Hij was gemeen, kortzichtig en achterbaks. Daarbij was hij een volwaardig kleinburger. Een beperkt denkkader, waarbij alles dat daarbuiten viel afgedaan werd als belachelijk, immoreel en verwerpelijk. Een voorbeeld voor iedereen die ook behept was met het stempel: 'Zo ben ik nu eenmaal'.

Er viel een brokstuk van een meteoor op het vastgeroeste hoofd. Het hoofd raakte de bedrading uit het verleden kwijt en was een lege machine geworden. Alles was nu mogelijk, kon opnieuw ingevuld worden, ieder kader was verloren gegaan. Een enorme angst overviel hem en toch viel hij gelukzalig in slaap om wakker te worden als een wezen met ongekende mogelijkheden.

maandag 4 maart 2013

Man zonder woorden of woorden zonder man

Nu de man zijn woorden tijdelijk kwijt was, of dacht ze kwijt te zijn, geheel opgesloten in zijn dagelijkse bestaan, overzag hij zijn wereld. De zon scheen, niet onbarmhartig en brak de kou. De man brak mee. Opvallend detail: de in het weekend aangelegde kippenren - ter bescherming van verwacht ontluikend lentegroen - was niet geheel doordacht. Achter het hok bleken enige centimeters vergeten, zo werd hij zich dagen later gewaar. Geen wonder dat ze steeds konden ontsnappen.

vrijdag 1 maart 2013

Stilte

Nu het vlees geen woord meer wil worden en teruggekeerd is naar het lichaam en vele goden het overgenomen hebben niets bijzonders meer te zeggen, rest niets meer dan een verplichte woordenloosheid.
Omdat er al genoeg gestaard is naar geiten, staren we nu maar naar de zon en denken aan de eindeloze stroom partikels.

vrijdag 22 februari 2013

Uit het digitale archief

25-08-2000*

Voorstelling

Het volk aanbad het geld, nee het geloofde dat het werkelijk bestond, het was een natuurverschijnsel geworden. Het heilige boek heette ‘De Index’ en het was een bestseller. Aan de woorden in dit boek kon niet getwijfeld worden, ze kwamen rechtstreeks van de grote Indexer. Het was een bloedig boek, maar ook vol liefde, schoonheid en betrekkelijkheid.

De geboden waren:
1. Twijfel niet aan De Index
2. Er is maar één Index, alle andere zijn vals
3. Aanbid enkel het geld
4. Vermeerder het geld, zonder aanzien des persoons
5. Besteel uw naaste liever vandaag dan morgen
6. Niets zult u laten om het geld te vermeerderen
7. Ontzie niemand, ook uzelf niet
8. Geef alleen, wanneer het u voordeel oplevert
9. Begeer alles wat zich aan u voordoet
10. Lieg en bedrieg als het u voordeel oplevert

Het viel niet mee om alle geboden na te komen, maar op in gebreke blijven stond een grote straf. Van maatschappelijke uitsluiting tot het krijgen van de minst begeerde prijs: dief van je eigen portemonnee zijn.

Iedereen was op zoek naar het beloofde land, het land van onbeperkte lust en van onbeperkt vermogen. Of het werkelijk bestond was onduidelijk. Het land was wellicht een mythe, maar dan een met een onvoorstelbare aantrekkingskracht. Hier verloor De Index het van De Waan en werden verboden veelvuldig geschonden, bergen geld gingen verloren bij het zoeken naar het verloren gewaande land.

*Alleen de systeembank ontbreekt. Het westerse goksyndicaat dat zich in de loop van de tijd onmisbaar gemaakt heeft, volgens zichzelf en de volgelingen bij de overheid.