zaterdag 31 augustus 2013
De sleutel
Na de schepping legde de Here de sleutel neer. Hij liet de mens vrij om ermee te doen wat deze wilde. De mens kon dus kiezen. De sleutel oppakken, gebruiken, het juiste slot zoeken, ofwel het verkeerde slot aanpassen, de sleutel bijvijlen of wat dan ook. Maar nee, de mens deed niets. De sleutel bleef liggen, dagen, jaren en begon al tekenen van roestvorming te vertonen. De Here verbaasde zich hierover en krabde zich op het hoofd, zo hij er een had, maar dat weten we niet precies. Voor wie had hij nou eigenlijk alles gedaan? Wat wil die mens dan? Alleen van appels kan men toch niet leven. Het is vanaf dit moment van beginnend eenzijdig inzicht dat de Here en de mens elkaar niet goed meer begrepen. Of hij nou een brandend braambos was, of de toornige God die de stad verwoestte, de mens bleef hem vragend aankijken wat de bedoeling nu eigenlijk was. De Here raakte teleurgesteld, in zijn evenbeeld en daardoor ook enigszins in zichzelf. Het duurde niet lang meer of hij sprak niet meer tot mens en liet zich helemaal niet meer zien. Een afwezige entiteit die het allemaal anders bedoeld had. Gestold in treurige grootspraak.