woensdag 4 september 2013

Het Gesprek

M: Wie kan ik zeggen dat mij gestuurd heeft?
G: Ik ben die ik ben.
M: Een beeld dat is zonder te bestaan?
G: Als ik besta, kan ik niet zijn, die ik ben, dus besta ik niet!
M: Het gouden kalf bestaat en heeft geestelijke waarde; hoe kan het niet zijn?
G: Het is wel, maar het is niet dat wat het is.
M: Hoe kan het kind worden tot zij/hij die zal zijn?
G: In zoverre het bestaat is het niet dat wat het voorgeeft te zijn.
M: En in zoverre het is, bestaat het niet.
G: Het zijn zal niet geweten worden en het bestaan verloochend.
M: Wat is de zin hiervan?
G: De zinloosheid van het bestaan.
M: Waarom dan bestaan?
G: Bestaan is goed wanneer het is wat het is en daardoor niet langer bestaat!
M: Wanneer is iets wat het is?
G: Als het ophoudt te bestaan.
M: Waarom dan nog leven?
G: Om het bestaan geweten te laten zijn en daardoor te vereeuwigen.
M: Voor altijd zijn die men is?
G: Zonder tijd zijn, wat het zijn is.
M: Ik ga heen.
G: Ik blijf

(Uit het digitale archief, 07-01-2000)