Soms verdwaalde hij. Hij kwam terecht in een café in Antwerpen. De bediening was zo aangenaam, ontwapenend en hartelijk, dat hij bijna dacht in een andere wereld terechtgekomen te zijn. Geen toeristen, alleen Belgen.
Al snel werden zijn vrouw en hij aangesproken. Dat hield niet meer op. De gewezen vuilnisman had kunstheupen die verschoven waren. De andere, aangeschoven, gasten waren op de hoogte van het meeste, maar iets tegen vreemden vertellen gaf toch weer een ander beeld.
De gehele familie bleek last van suikerziekte te hebben, maar geen weerstand te kunnen bieden aan de geneugten van het zoete leven.