donderdag 12 november 2015

Salonnihilist

Hij las af en toe een boek zittend op het designbankje. Drie is een priemgetal. De bezitlozen van Szilárd Borbély.

Het Meisje, de Jongen en de Kleine. Moeder die voortdurend zelfmoord wil plegen, weerhouden door het Meisje en de Jongen, of wil vertrekken. Vader, zonder werk, met werk, vaak dronken en gewelddadig of afwezig. Gewezen koelakken, of in ieder geval soms als dusdanig geïdentificeerd door de omgeving, niet door zichzelf.

Kameraden, boeren, zigeuners, voormalige koelakken en geen joden. Vijf is alleen deelbaar door zichzelf. En één. Korte ritmische zinnen, een atonale taal, indrukwekkend ontregelend.

Alles wat uitgescheiden kan worden door mens en dier komt er in voor. Dieren worden nodeloos vertrapt, gemept, onthoofd en ook wel gegeten. Toppunt is de dekkende hengst.

Te veel drank, altijd roken en spugen. Alles voortdurend doordrongen van de banaliteit van het minimale bestaan.

Mensen behandelen elkaar als vreemden. Als men niet exact voldoet aan het protocol van de kameraden blijft men altijd een speelbal van de willekeur van de ander. Vader mept moeder en de kinderen, maar niet de Kleine. Moeder mept de kinderen, maar niet de Kleine. Alleen de taal is de kracht van moeder tegenover vader. Dan delft hij hoe dan ook het onderspit.

De Kleine wordt blauw en sterft na dertien maanden. Dertien is alleen deelbaar door zichzelf. En één.

Dat las de salonnihilist op het bankje. Twee is alleen deelbaar door zichzelf.