Ze wist dat ze niet alles meer wist, maar ze wist niet wat ze wel en niet meer wist. Ze deduceerde en induceerde dat het een lieve lust was om alle ongerijmdheden in ieder geval te vermijden. Dat lukte aardig.
Wat ze niet wist was dat ze ook fabuleerde. Omdat ze juist die onwaarheden wel onthield, kwam ze toch regelmatig in onverkwikkelijke situaties terecht. Dit leidde zo nu en dan tot grote onzekerheid, angst en onverklaarbare boosheid.