De droogte sloeg toe. Er werd niet gedronken en het regende niet. Alles verdroogde, de huid kromp ineen. Er werd door sommigen gezocht en door velen afgewacht.
Menigeen wist niet waar te zoeken of wat te doen. Verstramming alom. De kennis was verwaterd.
Na lange tijd en vele slachtoffers sloeg de regen toe.
Veel overstroomde. Velen waren reddeloos verloren, enkelen wisten wat te doen, maar verdronken in hun euforie. De stilte was al wat restte, de menselijke stilte, niet die van het dier.