De reiger veronderstelde
het bestaan van de muis, hoewel hij er niet zeker van was. Ieder moment dat hij
dit wilde vaststellen werd hem ontnomen door de opeenvolging van
gebeurtenissen. Probeerde hij het moment vast te zetten dan ontbrak het hem aan
voorstellingsvermogen.
Bij het nuttigen van een
muis deed hij zijn uiterste best bestaan en voorstelling te combineren, maar de
muis werkte niet mee en bleef tegenstribbelen. Moeizaam schrokte hij de muis
naar binnen. Enige meeuwen die in de buurt rondcirkelden konden het bestaan van
de reiger niet ontkennen, maar vermoedden dat het slechts een zinsbegoocheling
was.
De reiger had een
vermoeden van de muis die zijn honger voor even gestild had.
(Digitaal archief, 23-02-2000)