Hij heeft altijd vakantie, hij doet nooit iets. Nu hebben meerdere mensen vakantie en die vinden dat allemaal heel belangrijk. Ze gaan allerlei leuke zaken ondernemen of gaan een verre, dan wel nabije, reis naar het buitenland maken.
Hij werkt nu aan een stuk door. Hij probeert de tijd te doorgronden. Die is ontstaan, is er nog steeds en zal er ook in de toekomst zijn. Nu beseft hij dat al die mensen niet anders kunnen. Hun tijd bestaat al, alleen weten ze het nog niet.