Hij trok over bergen en door dalen. Waar hij zich bevond was onduidelijk. Hij sleepte met zichzelf op zijn rug. Een van de twee was een kloon. Beide probeerden ze te achterhalen wie wat was. Ze wisselden onophoudelijk van plaats, maar dat leverde geen uitsluitsel op.
Ze ontmoetten een goeroe met talloze volgelingen. Na een woordenwisseling waarbij alle moeite gedaan werd hen te overtuigen om zich aan te sluiten bij het gezelschap, scheidden hun wegen. De een sloot zich onverschillig aan bij de groep, de ander liep vloekend en tierend door.