Iedereen was van alle gemakken voorzien.
Voedsel was afgestemd op de juiste verhoudingen van genot en energie. Amusement
werd gebracht op de juiste tijd en met de juiste frequentie. Vervoer was
overbodig geworden, overal kon men altijd over alles beschikken.
Informatie werd geanalyseerd en alleen
individueel bezorgd, al naar gelang de verschillende interessevelden, die
altijd weer veranderd konden worden.
De dood was overwonnen en het leven
vereeuwigd. Daar het volk alles had, was er af en toe een vrijwilliger die zich
in de dood stortte, maar toch heelhuids terugkeerde.
Dat nu was de paradox van dit volk. Het had de
dood tot amusement gemaakt en daardoor was de mythe verdwenen. Het leven was
ongemerkt gerobotiseerd en verloren gegaan.
(Uit het digitale archief; 09-06-2000)